Het uitzendbeding aan banden gelegd?
Het uitzendbeding aan banden gelegd?
Op 17 maart 2020 heeft het gerechtshof Den Haag een arrest gewezen dat van grote invloed kan zijn op de uitzendbranche zoals wij deze kennen. Het hof heeft namelijk geoordeeld dat een uitzendbureau geen beroep kan doen op een in de uitzendovereenkomst opgenomen uitzendbeding indien de uitzendkracht zijn werk niet meer kan verrichten bij de inlener vanwege arbeidsongeschiktheid.
De casus
Een werknemer, die als machine operator tewerk werd gesteld bij de inlener, heeft op 24 maart 2016 een arbeidsongeval gehad waardoor twee van zijn vingers moesten worden geamputeerd. Het letsel zorgde ervoor dat de werknemer zijn gebruikelijke werkzaamheden bij de inlener niet meer kon verrichten.
Op de uitzendovereenkomst was de NBBU-CAO van toepassing verklaard, die al sinds jaar en dag – net zoals de ABU-CAO – een uitzendbeding bevat. Dit uitzendbeding bepaalt onder andere dat de uitzendovereenkomst ten einde komt bij arbeidsongeschiktheid van de werknemer. In de procedure die de werknemer tegen het uitzendbureau is gestart, is onder andere ter discussie gesteld of dit (beroep op het) uitzendbeding wel rechtsgeldig is.
De kantonrechter vond van wel. Hij oordeelde dat het voor cao-partijen mogelijk was om bij cao af te wijken van artikel 7:670 BW, het opzegverbod tijdens ziekte. Het uitzendbeding in de NBBU-cao hield dus stand omdat een uitzondering op het opzegverbod rechtsgeldig werd geacht.
De werknemer is tegen dit oordeel in hoger beroep gegaan. Het hof heeft geoordeeld dat met de invoering van de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) per 1 juli 2015 de mogelijkheid voor cao-partijen om af te wijken van de wettelijke regeling is komen te vervallen omdat artikel 7:670 lid 13 BW toentertijd is geschrapt. Hierdoor is het volgens het hof niet meer mogelijk om ten nadele van de werknemer af te wijken van de wettelijke regeling. Het uitzendbeding zoals opgenomen in de NBBU-CAO is daardoor volgens het hof niet rechtsgeldig en daarmee vernietigbaar. Gevolg daarvan is dat de uitzendovereenkomst van de werknemer niet is geëindigd.
Gevolgen voor de praktijk: CAO voor Uitzendkrachten 2019-2021
Ook in de meest recente uitzend-cao, die op 30 december 2019 in werking is getreden, is een uitzendbeding opgenomen. Artikel 15 van deze cao bepaalt dat de uitzendovereenkomst met een uitzendbeding van rechtswege tot een einde komt indien de uitzendkracht vanwege arbeidsongeschiktheid de bedongen arbeid niet langer kan of wil verrichten.
Indien de lijn die het gerechtshof Den Haag heeft uitgezet wordt onderschreven door de andere gerechten, betekent dit dat ook een beroep op dit uitzendbeding bij ziekte in strijd met de wet is en daarmee vernietigbaar, met alle gevolgen voor de uitzendwerkgever van dien.
Uitzendbureaus doen er dan ook goed aan om bedachtzaam te zijn bij toekomstig gebruik van het uitzendbeding bij een arbeidsongeschikte werknemer.
Ook zou er precedentwerking uit kunnen gaan van het arrest van het hof Den Haag nu zowel de NBBU- als de ABU-CAO al jarenlang een uitzendbeding kenden dat ook gold indien de uitzendkracht vanwege arbeidsongeschiktheid zijn werk niet meer kon verrichten. Uitzendkrachten die de afgelopen jaren om die reden hun uitzendovereenkomst tot een einde zagen komen, zouden de vernietigbaarheid hiervan in rechte kunnen bepleiten en aanspraak kunnen maken op salaris.
Overigens is mijn verwachting, gezien de grote gevolgen voor de praktijk, dat het uitzendbureau in cassatie zal gaan bij de Hoge Raad.
Meer informatie
Heeft u vragen over (de rechten en plichten behorende bij) uitzendovereenkomsten neem dan contact op met de schrijver van dit blog, Anton Avedissian via a.avedissian@adrenna.nl of 058-8100200. Uiteraard kunt u ook contact opnemen met een van de andere gespecialiseerde arbeidsrechtadvocaten van Adrenna Arbeidsrechtadvocaten.