De zorgplicht voor een veilige werkomgeving in tijden van COVID; nieuw of gesneden koek?
Het afgelopen jaar heeft Adrenna Arbeidsrechtadvocaten u via haar blogs regelmatig op de hoogte gehouden van diverse coronaperikelen. Daarbij zijn onder meer het verplicht dragen van het mondkapje en het wel of niet kunnen verplichten van een werknemer tot vaccinatie aan de orde gekomen. Ook is het advies om de werknemer zoveel mogelijk thuis te laten werken besproken. Thuiswerken is echter niet geschikt voor iedereen. Bepaalde beroepen vereisen nu eenmaal dat er op kantoor of op locatie wordt gewerkt.
In artikel 3.2 van het Arbeidsomstandighedenbesluit (hierna te noemen: Arbobesluit) zijn algemene uitgangspunten neergelegd over de inrichting van arbeidsplaatsen. Op basis van dit artikel moeten werknemers het werk zodanig kunnen verrichten dat hun veiligheid en gezondheid zo goed mogelijk is beschermd. Dit artikel creëert aldus kort gezegd een zorgplicht voor werkgevers om te zorgen voor een veilige werkomgeving voor de werknemers. Het artikel is echter niet specifiek toegesneden op het voorkomen of beperken van de kans op besmetting van werknemers veroorzaakt door het virus SARS-CoV-2 (hierna: “COVID”), of een directe dreiging daarvan. Om die reden is per 2 december 2020 tijdelijk, ter voorkoming of beperking van besmetting van werknemers en derden met COVID, een meer specifieke bepaling in het Arbobesluit opgenomen, te weten artikel 3.2a. De werkingsduur van het artikel is onlangs bij koninklijk besluit met drie maanden verlengd tot (in ieder geval) 1 juni 2021.
In artikel 3.2a van het Arbobesluit staan drie aanvullende vereisten ter bestrijding van de COVID-epidemie opgesomd. In lid 2 van dat artikel wordt aangegeven dat ter voorkoming of beperking van de kans op besmetting van werknemers en derden met COVID op arbeidsplaatsen tijdig de daarvoor noodzakelijke maatregelen en voorzieningen worden getroffen. Tot de noodzakelijke maatregelen en voorzieningen behoren ingevolge lid 3 van dat artikel in ieder geval:
- Het in acht nemen van voldoende hygiënische voorzieningen;
- Het geven van doeltreffende voorlichting en onderricht aan werknemers over de bestrijding van COVID op de arbeidsplaats;
- Het houden van adequaat toezicht op de naleving van de noodzakelijke maatregelen en voorzieningen.
Wat de maatregelen of voorzieningen zijn, hangt af van hetgeen op arbeidsplaatsen noodzakelijk wordt geacht voor de bescherming van werknemers. Daartoe is van belang dat de risico’s op de arbeidsplaats worden geïnventariseerd. Daarbij dient tevens te worden gekeken naar de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening, waaronder ook de richtlijnen van het RIVM ter bestrijding van COVID worden begrepen. Deze dienen strikt te worden opgevolgd. Het gaat dan met name om het houden van een veilige afstand, handen wassen, geen handen schudden, het vermijden van drukte, de regels die gelden bij ziekte, etc..
Ook andersoortige maatregelen kunnen door werkgevers worden getroffen om de kans op besmetting met het virus te verminderen. Voorbeelden zijn het plaatsen van schermen, het aangeven van looproutes, het beperken van het aantal mensen op de arbeidsplaats, het ventileren van ruimten, het ontsmetten van de arbeidsplaats, het ontsmetten van gereedschappen, het dragen van gelaatsbescherming of het dragen van mondkapjes. Het is uiteindelijk aan de werkgever om hier een goede invulling aan te geven.
Daarnaast dient de werkgever doeltreffende voorlichting en onderricht te (laten) geven over de verspreiding van COVID op de arbeidsplaats en dient de werkgever adequaat toezicht te houden op de naleving van de voorgeschreven noodzakelijke maatregelen en voorzieningen.
De Inspectie SZW houdt op grond van de Arbeidsomstandighedenwet (hierna te noemen: Arbowet) toezicht op de naleving van de regels gericht op ongezonde en onveilige werksituaties. De overtreding van het artikel 3.2a levert een beboetbare overtreding op. De Inspectie SZW zal zich daarbij met name richten op werkgevers die in ernstige mate tekortschieten bij het nemen van de noodzakelijke maatregelen en voorzieningen ter voorkoming of beperking van COVID. In minder ernstige situaties kunnen ook andere handhavingsinstrumenten worden ingezet. Bovendien is via de Tijdelijke wet Maatregelen COVID-19 in artikel 28 van de Arbowet voor de Inspectie SZW de mogelijkheid opgenomen om het werk stil te leggen indien in verband met de bestrijding van COVID bij of krachtens wettelijk voorschrift voorgeschreven maatregelen dan wel andere maatregelen die de kans op besmetting met genoemd virus gezien de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening kunnen voorkomen of beperken, in ernstige mate niet worden getroffen. Een behoorlijk stevige sanctie aldus, die iedere werkgever zal willen voorkomen.
Conclusie:
Al met al kan worden geconcludeerd dat de verplichting tot het nemen van maatregelen en het treffen van voorzieningen om de kans op besmetting te voorkomen of beperken, niet nieuw is. Deze verplichtingen vloeien voort uit de algemene zorgplicht van de werkgever voor de veiligheid en gezondheid van werknemers. Het nieuwe artikel 3.2a betreft enkel een verdere uitwerking van die zorgplicht en vormt de basis voor de verplichtingen van de werkgever bij het nemen van maatregelen of voorzieningen. Indien de werkgever hierin tekortschiet, kan de werkgever worden beboet of kan zelfs het hele bedrijf worden stilgelegd.
Ook dient te worden gerealiseerd dat het niet of gebrekkig nakomen van de zorgplicht, de werkgever in een ontslagprocedure duur kan komen te staan. De Rechtbank Midden-Nederland (ECLI:NL:RBMNE:2021:1170) kende onlangs een billijke vergoeding van € 60.000,- toe aan een werknemer, onder meer gebaseerd op het feit dat de werkgever diverse richtlijnen van het RIVM niet had nageleefd. De manier waarop de werkgever in die zaak had gehandeld ten aanzien van de RIVM-richtlijnen en hoe zij had gereageerd op de opmerkingen van de werknemer om bepaalde regels in acht te nemen in verband met COVID was onzorgvuldig en nalatig, zo oordeelde de rechter: “Als werkgever heeft [verzoekster] een vergaande verantwoordelijkheid voor de veiligheid en gezondheid van haar medewerkers (op de werkvloer) en dient zij als goed werkgever daarbij de vanuit de overheid gestelde richtlijnen toe te passen. Door dat niet althans onvoldoende te hebben gedaan, is aan [verzoekster] een ernstig verwijt te maken.”
De zorgplicht van de werkgever heeft overigens ook een keerzijde voor de werknemer; een werkgever kan een werknemer in het kader van de zorgplicht bepaalde instructies opleggen, zoals bijvoorbeeld het dragen van een mondkapje. Indien de instructie in het gegeven geval redelijk en gerechtvaardigd is, dan zal de werknemer daaraan moeten voldoen. Doet de werknemer dat niet, dan loopt deze het risico dat de werkgever deze weigering/dit gedrag sanctioneert.