Het prijskaartje aan het stoppen van een arbeidsovereenkomst
Toename gemiddelde kosten stopzetting arbeidsovereenkomst
Vorige week is het door de Minister van Economische zaken aangevraagde onderzoek naar de kosten van een beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden gepubliceerd. In het rapport-de-kosten-van-ontslag-met-wederzijds-goedvinden-voor-werkgevers (erop klikken voor artikel) is in de periode 2015-2016 berekend aan de hand van een grootschalig enquêteonderzoek, hoeveel kosten een werkgever in totaal moest maken om met de werknemer tot een vergelijk te komen. Hierbij is eveneens inzichtelijk gemaakt per “kostenpost”, wat een werkgever gemiddeld kwijt is. Bij deze kostenposten kan, naast een ontslagvergoeding, gedacht worden aan tijdsbestedingskosten, procedurekosten, improductiviteitskosten en juridische kosten. Daarbij is ook een vergelijking gemaakt met een eerder onderzoek, waarbij de kosten van een beëindiging met wederzijds goedvinden over de periode 2011-2012 in kaart waren gebracht. Alleen werknemers met een contract voor onbepaalde tijd zijn bij beide onderzoeken onder de loep genomen.
Opvallend is dat de beëindiging met wederzijds goedvinden ten opzichte van vijf jaar geleden alleen maar meer aan populariteit heeft gewonnen. Waar de ontslagroute in 2011-2012 nog een aandeel van 61 procent had (de resterende 39 procent wordt ingevuld door een weg naar het UWV, de kantonrechter of door een werknemer op staande voet te ontslaan), werd in 2015-2016 in 70 procent van de gevallen een beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerealiseerd door met elkaar in overleg te treden. De gemiddelde kosten zijn gestegen van € 23.416 in 2011-2012 naar € 23.946 in 2015-2016, een toename van ongeveer twee procent. Het overgrote deel van de werkgevers heeft aangegeven dat de inwerkingtreding van de WWZ geen invloed heeft op het moment dat zij besluiten afscheid te willen nemen van een werknemer.