Kabinetsplannen 2023 – balans herstellen in het werken met en als zelfstandige
Minister Van Gennip (van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) heeft op 16 december 2022 een voortgangsbrief geschreven over het herstellen van de balans op de arbeidsmarkt, met name op het gebied van het werken met en als zelfstandige. Een van de genoemde mogelijkheden is het wettelijk verankeren van de ‘organisatorische inbedding’, als (zeer) sterke aanwijzing dat er sprake is van ‘werken in dienst van’. De maatregelen moeten oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden tegengaan en de Nederlandse arbeidsmarkt toekomstbestendiger maken.
Achtergrondinformatie
De Commissie Regulering van werk (Commissie Borstlap) heeft in het rapport van 2020 geadviseerd flex minder flex te maken en vast minder vast, om zo de verschillen te verkleinen tussen werknemers die een vast contract hebben en werknemers die op basis van tijdelijke contracten of als ZZP’er worden ingezet voor het verrichten van werkzaamheden. Mede op basis van het rapport van de commissie Borstlap is de Sociaal-Economische Raad (SER) in 2021 met een advies gekomen aan het kabinet en het parlement.
Al vele jaren is de schijnzelfstandigheid een heet hangijzer in de politiek. Om het onderscheid tussen zelfstandig ondernemers en werknemers beter in kaart te brengen zijn al diverse oplossingen bedacht. Zo werd in 2016 de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelatie (Wet DBA) ingevoerd op basis waarvan een modelovereenkomst kon worden aangegaan. In 2021 kwam er een pilot met een Webmodule (dit is een online vragenlijst waarmee de opdrachtgevers duidelijkheid kunnen krijgen over de vraag of een opdracht ‘buiten dienstbetrekking’ mag worden uitgevoerd). Tot nu toe blijken de maatregelen echter niet succesvol en laat de praktijk zien dat er met regelmaat discussie is over de vraag of iemand zelfstandig ondernemer is of werknemer.
Voor ZZP’ers die eigenlijk werknemer blijken te zijn (omdat er sprake is van arbeid, loon en een gezagsverhouding) moet loonbelasting worden afgedragen en premies voor werknemersverzekeringen. Het bekendste voorbeeld hiervan is de kwestie Deliveroo. De rechtbank en het gerechtshof hebben inmiddels geoordeeld dat maaltijdbezorgers van Deliveroo geen zelfstandig ondernemer zijn, maar werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst. In februari 2023 wordt de uitspraak van de Hoge Raad in de zaak Deliveroo verwacht.
Flex minder flex
Flexibele arbeidsrelaties (tijdelijke contracten, oproepcontracten en zelfstandige arbeid) hebben een plaats op de arbeidsmarkt – bijvoorbeeld bij piek en ziek – maar moeten niet meer worden gebruikt om te concurreren op arbeidsvoorwaarden, aldus de SER. Het doel is dus om flexibele arbeidsrelaties terug te dringen en het gebruik van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor werkgevers aantrekkelijker te maken. Om dit doel te bereiken, stelt de SER de volgende maatregelen voor:
- de zelfstandigenaftrek wordt stapsgewijs afgebouwd tussen 2023-2030;
- verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor ZZP’ers;
- uitzendregime aanscherpen (Fase A 1 jaar, Fase B max 6 contracten in 2 jaar);
- 0-urencontracten worden afgeschaft (behalve voor scholieren en studenten);
- ketenregeling zonder onderbrekingsperiode (behalve voor scholieren en studenten = 6 maanden en seizoenarbeiders = 3 maanden).
Door deze maatregelen moet het voor werkverstrekkers minder aantrekkelijk worden om flex contracten in te zetten. Daarnaast adviseerde de commissie Borstlap om vast minder vast te maken, bijvoorbeeld door de loondoorbetaling tijdens ziekte terug te brengen tot één jaar in plaats van twee en het versoepelen van de ontslagbescherming.
Vast minder vast
Er wordt in het SER-advies nauwelijks tegemoetgekomen aan de wens van de werkgevers om het vaste contract minder verplichtingen en financiële risico’s met zich mee te laten brengen. De loondoorbetalingsverplichting van twee jaar wordt niet gewijzigd en de werkgever die een werknemer wil ontslaan zal nog steeds een voorafgaande ontslagtoets moeten doorlopen, via de vereiste toestemming van UWV of ontbinding door de kantonrechter. Wel wordt nagedacht over het altijd toewijzen van een ontslagaanvraag door de kantonrechter, zodat het dan alleen nog maar om de hoogte van de vergoeding gaat. In zoverre zou het wel eenvoudiger kunnen worden voor werkgevers om een werknemer te ontslaan, maar dit brengt wel een aanzienlijk kostenrisico met zich mee.
Wat de SER wel heeft opgenomen in het advies is dat werkgevers de mogelijkheid krijgen om de arbeidsduur van werknemers eenzijdig (maar wel tijdelijk) met maximaal 20% te verlagen als hierdoor ontslagen kunnen worden vermeden. Voorwaarde voor deze mogelijkheid tot eenzijdige aanpassing moet zijn dat de werkgever het loon volledig doorbetaalt, en het rijk dit voor 75% compenseert. De regeling gaat niet ten koste van opgebouwde WW-rechten van de werknemer. Het is de vraag wat de politiek van dit voorstel gaat vinden en met name of de financiële compensatie door het rijk zal worden overgenomen.
Ook kunnen werkgever en werknemer met wederzijds goedvinden bij dreigend ontslag kiezen voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst met inbegrip van een van-werk-naar-werk-route, zodat de transitievergoeding achterwege kan blijven.
Slotsom
De hoofdlijnen zijn duidelijk, maar het is nog afwachten hoe het kabinet en parlement gaan reageren op het advies van de SER en welke maatregelen er daadwerkelijk worden overgenomen in de nieuwe wetgeving over het werken met en als zelfstandige om zo de balans op de arbeidsmarkt te herstellen. Ten slotte is het altijd weer de vraag of de maatregelen het beoogde effect zullen hebben, of dat er sprake zal zijn van een waterbedeffect (duw je aan de ene kant, dan komt de andere kant omhoog).