Studiekosten en noodzakelijkheidsvereiste: de stand van zaken zomer 2023
Studiekosten en noodzakelijkheidsvereiste: de stand van zaken zomer 2023
Sinds 1 augustus 2022 zijn de mogelijkheden om een studiekostenbeding af te spreken beperkt. Voor noodzakelijke scholing om het werk te kunnen uitvoeren geldt dat dit door werkgever moet worden betaald, er geen studiekostenbeding of terugbetalingsregeling afgesproken mag worden en de tijd voor de scholing telt als arbeidstijd. Dat is de essentie van de huidige wettelijke regeling voor studiekosten die is opgenomen in art. 7:611a BW).
Wanneer is studie noodzakelijk?
Het is nog niet duidelijk wanneer een studie noodzakelijk is. Dit is in ieder geval zo wanneer de werkgever op grond van een wet of CAO verplicht is de werknemer scholing aan te bieden (zoals bijvoorbeeld in het kader van herplaatsing of bij een verbetertraject). Daarnaast lijkt uit de wetsgeschiedenis te volgen dat daarvan ook sprake is wanneer:
- de werkgever de opleiding zelf als noodzakelijk ziet om de werkzaamheden goed te vervullen;
- er nadelige gevolgen zijn voor de werknemer wanneer de studie niet met succes wordt afgerond.
Een uitzondering bestaat echter voor beroepsopleidingen of opleidingen die werknemers moeten volgen voor het verkrijgen, behouden of vernieuwen van beroepskwalificaties. Dit worden zogenaamde gereglementeerde beroepen genoemd. Dit betreft geen verplichte scholing en hiervoor mag dus wel een studiekostenbeding worden opgesteld.
In een eerdere blog schreven wij al dat de vraag wanneer er sprake is van een noodzakelijke studie uitgekristalliseerd moet worden in de rechtspraak. (https://www.adrenna.nl/implementatie-richtlijn-transparante-en-voorspelbare-arbeidsvoorwaarden/) Het is om die reden interessant om te kijken wat voor uitspraken er het afgelopen jaar zijn gedaan over studiekostenbedingen.
Welke uitspraken zijn er in 2023 tot nog toe geweest?
Tot nu toe is er in 2023 over het noodzakelijkheidscriterium slechts één uitspraak gedaan (https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RBOVE:2023:336). Die ging kort gezegd over de vraag of een bedrijfsarts in opleiding de gemaakte studiekosten moest terug betalen. In dat kader werd het verweer gevoerd dat deze opleiding noodzakelijk is (ook omdat de werkgever dat zo had aangegeven) en dat om die reden geen terugbetalingsregeling afgesproken had mogen worden. De bedrijfsarts werd door de kantonrechter in die stelling niet gevolgd, omdat deze opleiding valt onder de uitzondering van de gereglementeerde beroepen en er dus wel een terugbetalingsregeling overeengekomen mocht worden. De bedrijfsarts moest daarom ruim € 45.000,- aan opleidingskosten terugbetalen.
Wat valt er verder af te leiden?
In de andere op rechtspraak.nl gepubliceerde zaken over studiekostenbedingen, werd niet of nauwelijks geprocedeerd over dit noodzakelijkheidsvereiste. In totaal troffen wij acht uitspraken aan waarvan in zes gevallen de werknemer in het gelijk werd gesteld en in twee gevallen werd geoordeeld dat de werknemer de studiekosten moest terugbetalen.
Opmerkelijk is dat in drie van de zes gevallen waarin de werknemer in het gelijk werd gesteld, geoordeeld werd dat het studiekostenbeding in het geheel niet aan de “gewone” vereisten voldeed.
Aan welke eisen moet een studiekostenbeding sowieso voldoen?
Deze eisen zijn in 1983 door de Hoge Raad bepaald in het arrest Muller/Van Opzeeland. Een studiekostenbeding moet:
- een tijdspanne bepalen waarbinnen de werkgever baat heeft van de door de studie verworven kennis en vaardigheden van de werknemer;
- een verplichting bevatten waarin wordt vastgelegd dat werknemer bij einde van de arbeidsovereenkomst tijdens de studie of direct na afloop aan de werkgever het loon over het studieverlof en/of de kosten voor de studie dient terug te betalen;
- de terugbetalingsplicht via een glijdende schaal afbouwen naar evenredigheid van de duur van de tijdspanne waarbinnen de werkgever voornoemde baat heeft;
- bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst of voorafgaand aan de te volgen studie duidelijk en concreet zijn voor de werknemer
Daarnaast lezen we in de (lagere) rechtspraak terug dat de formuleringseisen voor een studiekostenbeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zwaarder zijn, omdat in dat geval de kans groter is dat een werknemer zal moeten terugbetalen. Ook kan onder bepaalde omstandigheden een vordering tot nakoming van het studiekostenbeding in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid, bijvoorbeeld wanneer een werkgever het initiatief heeft genomen tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst.